Op Pinterest stoot ik op enkele zwart-wit foto’s van punkers. Daar moet ik toch even om glimlachen. Want zoals met alle oude foto’s doet het me terugdenken aan het verleden. Dat is een nadeel van het ouder worden. Binnenkort ben ik die oude opa waar niemand meer naar luistert op familiefeesten. Niet dat er nu nog iemand luistert trouwens.
Punk is not dead
De foto brengt me onmiddellijk terug naar mijn eerste reis naar Londen. Ik ben 7 jaar oud als mijn vader me er voor de eerste keer meeneemt. Hoe ik dat zo goed weet? In 1980 speelt The Empire Strikes Back in de Oostendse bioscoop Capitole. Stap dan als jonge Star Wars-fanaat Hamleys, de grootste speelgoedwinkel van Londen, binnen. Als jeugdherinnering kan dat tellen.
Maar ik wijk af. Punkers.
Punkers zie ik dus tijdens die reis overal. Op straat, in de metro, in het museum,… Lederen jas, gescheurde jeans, gekleurd haar. Maar vooral veel zwart. Wat me meteen aan hen opvalt is de geur. Voor mij ruikt een punker niet fris. Ken je die geur als je in een nieuwe auto plaatsneemt? Daar doet het me aan denken.
Als kleine jongen kijk ik er verwonderd naar. Dat hebben we in een toeristische stad als Oostende niet. Toch niet waar ik opgroei. Maar in een metropool als Londen blijkt dat de gewoonste zaak in de wereld te zijn, en maakt het een deel uit van haar mondiale charme. Als ik over de jaren heen frequenter naar de hoofdstad ga, merk ik punkers steeds minder op. Net als elke trend heeft het zijn tijd gehad.
[sgmb id=”1″]